Less than half of patients in secondary care adheres to clinical guidelines for subacromial pain syndrome and have acceptable symptoms after treatment: A Danish nationwide cohort study of 3306 patients.
Clausen MB, Merrild MB, Holm K, Pedersen MW, Andersen LL, Zebis MK, Jakobsen TL, Thorborg K.
Musculoskelet Sci Pract. 2021 Jan 12;52:102322.
doi: 10.1016/j.msksp.2021.102322. Epub ahead of print. PMID: 33485212.
Mocht u willen reageren op dit bericht dan kan dat onderaan deze pagina.
Type studie en onderzoekvraag
Het betreft een retrospectieve studie waarin SAPS patiënten na afloop van hun behandeling wordt gevraagd hoe tevreden ze zijn. Een pragmatische studie waarin de professionals hun aanpak mogen bepalen. Doel is vast te stellen welke interventie wordt toegepast, ook het type oefentherapie wordt onderzocht, of de SAPS richtlijnen worden gehanteerd en wat de scores zijn op subjectieve vragenlijsten.
Methode en setting
In Denemarken worden 3373 SAPS patiënten gevolgd die in een ziekenhuis zijn geweest voor een consult en die conservatief of operatief worden behandeld. De uitkomstmaten zijn de PASS (Patiënt Acceptable Symptom State; dichotoom; U bent wel of niet tevreden met uw huidige schouderpijn / schouderfunctie) de GIC (Global Impression of Change; een 7 punt Likert schaal van veel beter tot veel slechter), de SPADI pijn en beperkingen (elk 0 – 100; hoe hoger, hoe slechter) en de DASH werkschaal. Vanaf 12 weken na inclusie worden de patiënten benaderd om de lijsten in te vullen.
Resultaten
Vanwege het grote cohort is het aantrekkelijk te kijken naar de beschrijvende statistiek om te checken of onze menig over deze groep SP patiënten klopt; en dat is zo. Lees maar: gemiddelde klachtenduur: 12 maanden; vrouwelijk geslacht: 51%; gemiddelde leeftijd: 56 jaar; dominante zijde aangedaan: 57%; geleidelijk ontstaan: 63%. De scores van de SAPS patiënten werd gemiddeld 17 weken na de diagnose stelling afgenomen.
87% Van de SAPS patiënten (n= 2513) wordt behandeld met oefentherapie; dat is op zich positief en past bij de verschillende SAPS richtlijnen. SAPS patiënten die oefenen doen het beter dan SAPS patiënten die niet oefenen. 683 Patiënten in deze populatie (consult schouderpoli) zijn geopereerd (20,6%). Tot zover het goede nieuws.
Slechts 45% van alle SAPS patiënten oefent minstens 12 weken; 40% van de geopereerde SAPS patiënten heeft onvoldoende geoefend (< 12 weken of helemaal niet), van de 2500 SAPS patiënten die conservatief worden behandeld scoort slechts 43% een tevreden op de PASS schaal. Op de GIC schaal is ‘slechts’ 61% ‘improved’ of ‘much improved’.
Er worden 4 types oefentherapie onderscheiden: actief mobiliserende oefentherapie, spierversterkende oefentherapie, motor control oefentherapie (houding, scapula positionering) of rekkingen (‘stretching’). Wel oefenen is beter dan niet oefenen en van de 4 types oefentherapie is in dit cohort spierversterking het meest aan te bevelen. Patiënten die met therabanden en halters werken, hebben de beste resultaten. Onderstaand de vergelijking in tevreden versus ontevreden patiënten die wel of geen spierversterkende oefentherapie kregen.
De Odd’s ratio voor spierversterkende oefentherapie bedraagt 1.65 (95%BI 1.25 – 2.19). De andere typen oefentherapie scoren minder goed, bij motor control oefeningen komt de Odd’s zelfs onder de 1 (0,77, 85%BI 0.63 – 0.94). Kort door de bocht geïnterpreteerd betekent dat patiënten die spierversterkende oefentherapie hebben ondergaan een 65% grotere kans hebben om een tevredenstellend resultaat te behalen terwijl bij patiënten waarbij de nadruk lag op houdingsoefeningen en motor control de kans op een tevredenstellend resultaat met 23% verminderd.
SWOT analyse
Het blijft een retrospectieve studie, heeft minder waarde dan een prospectieve studie. Mooi zijn de grote aantallen SAPS patiënten. Er wordt vooral subjectief gescoord, anderzijds is de mening van onze patiënt wel bepalend voor het resultaat.
Belang voor SNN’ers
Deze Deense resultaten zijn minder dan wat wij uitdragen: ‘75% van de SAPS patiënten behandeld door een schoudergespecialiseerde SNN fysiotherapeut zijn tevreden met het resultaat’ (zie extra 1). Spierversterkende oefentherapie bij SAPS / RCR-SP patiënten is een bekend belangrijk onderdeel van onze aanpak (zie extra 2). Dat betekent ook dat de intensiteit van de oefentherapie prikkel dient toe te nemen in de loop van de behandeling.
Kansen / uitdagingen voor SNN’ers
De behandeling van SAPS / RCR-SP patiënten blijft uitdagend; wij menen betere resultaten te realiseren. Moeten we dat ook maar eens in kaart gaan brengen? Is het tijd om, net als in Denemarken, ook onze resultaten in kaart te brengen?
De oefentrouw van de Deense SAPS patiënten was matig; doen wij dat beter? Op welke wijze probeer jij de oefentrouw te optimaliseren?
Gerard Koel
Geef een reactie: