Contact

Beeldvorming met Rontgen/CT/MRI

Wanneer iemand met schouderklachten bij de arts of fysiotherapeut komt, begint dit altijd met een gesprek en lichamelijk onderzoek. Vaak geeft dit al voldoende duidelijkheid. Soms is het aanvullend zinvol om de structuren van de schouder met beeldvormend onderzoek zichtbaar te maken. Dit kan helpen om een completer beeld te krijgen en om de behandeling beter af te stemmen.

Schouderboek is een uitgave van Arko Sports Media,
ISBN 978-5472-483-4,
www.sportsmedia.nl

geschreven door auteurs van SNN/ SNV en gepubliceerd bij het Schoudercongres 15-12-2023.

Voor de inhoud betreffende deze aandoening is gebruik gemaakt van hoofdstuk 4:
4.1: Röntgen/MRI/CT door H.-J. van der Woude & A. van Noort

1. Wat houdt dit onderzoek in en waarom is het belangrijk?
Naast echografie bestaan er meerdere vormen van beeldvorming die ieder hun eigen waarde hebben bij schouderklachten. Soms is het belangrijk om vooral het bot goed te bekijken, soms juist de spieren, pezen of het kraakbeen. Röntgenfoto’s, CT-scans en MRI (soms met contrastvloeistof, MR-artrografie) vullen elkaar aan. Het kiezen van de juiste techniek helpt om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen en de behandeling hier goed op af te stemmen.

2. Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd en wat wordt beoordeeld?
Röntgenfoto: vaak het eerste onderzoek bij plots ontstane klachten of bij langdurige pijn. Hiermee zijn botstructuren, stand van de schouder en kalkafzettingen goed zichtbaar.

CT-scan: een driedimensionale röntgenopname, vooral geschikt om botten en gewrichten gedetailleerd in beeld te brengen. Wordt vaak gebruikt bij complexe breuken of ter voorbereiding van een operatie.

MRI-scan: maakt gebruik van een magneetveld en geen straling. Vooral bedoeld voor de weke delen, zoals pezen, spieren, kapsel en kraakbeen. Handig als de röntgenfoto geen bijzonderheden laat zien, maar klachten blijven bestaan.

MR-artrografie: hierbij wordt contrastvloeistof in het gewricht gespoten voordat de MRI wordt gemaakt. Zo worden structuren als het labrum en kapsel nog beter zichtbaar. Dit onderzoek wordt vooral ingezet bij terugkerende instabiliteit of bij sporters waarbij gedacht wordt aan een klein scheurtje in het labrum.

3. Hoe betrouwbaar is het onderzoek en wat zegt het over klachten?
Elk onderzoek heeft sterke en minder sterke kanten. Een röntgenfoto is heel geschikt voor bot, maar laat geen spieren of pezen zien. CT geeft het meest gedetailleerde beeld van bot, terwijl MRI juist meer informatie geeft over de weke delen. MR-artrografie kan kleine veranderingen in het kapsel of labrum beter zichtbaar maken. Belangrijk om te weten: niet alles wat zichtbaar is op een scan veroorzaakt ook klachten. Zo worden bij veel mensen zonder pijn ook veranderingen gezien. Daarom wordt beeldvorming altijd beoordeeld in combinatie met het verhaal en het lichamelijk onderzoek.

4. Wat betekent het onderzoek voor herstel en prognose?
Beeldvorming helpt niet alleen bij het stellen van een diagnose, maar ook bij het plannen van het verdere traject. Een röntgenfoto kan bijvoorbeeld duidelijk maken hoe ver veranderingen in het gewricht zijn gevorderd en of een prothese overwogen moet worden. Een CT-scan kan laten zien hoeveel bot er aanwezig is voor een operatie en helpt zo bij de voorbereiding. MRI kan zichtbaar maken of een pees geïrriteerd of beschadigd is en of oefentherapie volstaat, of dat een operatie waarschijnlijk meer resultaat geeft. MR-artrografie geeft extra informatie bij instabiliteit van de schouder. Zo dragen alle vormen van beeldvorming bij aan een beter afgestemde behandeling en een realistische inschatting van het herstel.